
Jurisprudentie
BG2048
Datum uitspraak2008-10-17
Datum gepubliceerd2008-11-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5549 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5549 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Intrekking WAO-uitkering. De rechtbank kan niet worden gevolgd in haar zienswijze dat het bestreden besluit niet kan worden geacht zorgvuldig tot stand te zijn gekomen en deugdelijk te zijn gemotiveerd. Voldoende gemotiveerd waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies passend zijn?
Uitspraak
06/5549 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 21 augustus 2006, 06/891 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene),
en
appellant.
Datum uitspraak: 17 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2008. Voor appellant is verschenen mr. W.P.F. Oosterbos; betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 17 januari 2006 (bestreden besluit) heeft appellant ongegrond verklaard het bezwaar van betrokkene tegen zijn besluit van 9 september 2005, waarbij hij de aan betrokkene sedert 8 januari 1998 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer toegekende WAO-uitkering per 9 november 2005 heeft ingetrokken onder overweging dat de mate van haar arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedraagt.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het arbeidskundige gedeelte van dat besluit vernietigd, dat besluit voor het overige in stand gelaten, voorzover dat besluit is vernietigd het Uwv opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van haar uitspraak en beslist over proceskosten alsook griffierecht.
2.2. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de medische grondslag van het bestreden besluit stand houdt.
2.3. Ten aanzien van de arbeidskundige onderbouwing van dat besluit heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 9 november 2004 (o.a. LJN: AR4716) weliswaar het CBBS heeft aangepast, maar met die aanpassingen niet alle aan dat systeem klevende gebreken heeft opgeheven. Dat zou wel het geval zijn geweest, indien in de FML (of in een aparte lijst) de normaalwaarden inclusief interpretatiekader van het CBBS-handboek (zoals frequentie) worden weergegeven en bij elke signalering (ten teken dat de belastbaarheid van de verzekerde mogelijk wordt overschreden) wordt verklaard waarom de desbetreffende functie geschikt is. Daar in het onderhavige geval niet aan die eisen is voldaan, ontbeert de onderhavige schatting een als toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid, zodat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 en - bovendien - artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aldus de rechtbank.
3. Het hoger beroep van appellant is gericht tegen het oordeel van de rechtbank over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. In dat verband heeft appellant - samengevat - aangevoerd dat met de naar aanleiding van de hiervoor onder 2.3 vermelde uitspraken van de Raad aan het CBBS aangebrachte aanpassingen een voldoende niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is bereikt.
Naar aanleiding van de uitspraken van de Raad van 12 oktober 2006 (o.a. LJN: AY9971) heeft appellant een signalering ten aanzien van het aspect probleem oplossen nog toegelicht in aanvulling op de dienaangaande eerder door de arbeidsdeskundige en nader door de bezwaararbeidsdeskundige gegeven motivering.
Appellant acht voldoende gemotiveerd waarom de aan de schatting ten grondslag gelegde functies voor betrokkene passend zijn.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. De Raad stelt vast dat, daar betrokkene geen hoger beroep heeft ingesteld en het door appellant ingestelde hoger uitsluitend is gericht tegen de aangevallen uitspraak voorzover die ziet op de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit, de medische grondslag van dat besluit niet ter beoordeling staat. Dat laat onverlet dat de Raad ambtshalve beoordeelt of de aan de schatting ten grondslag gelegde functies en eventueel een of meer van de geselecteerde, evenzeer aan de betrokkene voorgehouden reservefuncties in medisch opzicht passend zijn te achten en daarvan blijk geeft indien dat naar zijn oordeel niet het geval is.
4.3. In zijn hiervoor onder 3 vermelde uitspraak van 12 oktober 2006 inzake de door het Uwv naar aanleiding van de hiervoor onder 2.3 vermelde uitspraken van de Raad van 9 november 2004 aan het CBBS aangebrachte aanpassingen, heeft de Raad overwogen het genoegzaam aannemelijk te achten dat het aangepaste systeem, zowel bij de matchende als bij de niet-matchende beoordelingspunten, mogelijke overschrijdingen in de geselecteerde functies van de belastbaarheid van de verzekerde alle onderkent en signaleert. Daarmee wordt bereikt dat voor alle betrokkenen - de verzekerde zelf, diens eventuele rechtshulpverlener en de rechter - op betrekkelijk eenvoudige wijze kenbaar is dat een gemotiveerde toelichting, onder omstandigheden als resultaat van voorafgaand overleg tussen de arbeidskundige en de verzekeringsarts, noodzakelijk is ter onderbouwing van de passendheid van de desbetreffende functies. In zijn uitspraak van 22 februari 2008 (LJN: BC4826) heeft de Raad voorts overwogen dat het oordeel van de rechtbank dat een als toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid van de schatting slechts wordt bereikt als het Uwv een lijst met normaalwaarden inclusief interpretatiekader verstrekt, geen steun vindt in de hiervoor vermelde rechtspraak van de Raad.
4.4. Aldus kan de rechtbank niet worden gevolgd in haar zienswijze dat het bestreden besluit niet kan worden geacht zorgvuldig tot stand te zijn gekomen en deugdelijk te zijn gemotiveerd.
4.5. Voorts is de Raad van oordeel dat op grond van het geheel van de in dit geval voorliggende CBBS-gegevens, bezien in samenhang met het rapport van de arbeidsdeskundige Straatman van 2 september 2005 en het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige Wijngaards van 13 januari 2006, thans voldoende transparant, verifieerbaar en toetsbaar is dat de aan de aan de schatting ten grondslag gelegde (eenvoudige productie-)functies verbonden werkzaamheden daadwerkelijk door betrokkene kunnen worden verricht. In die beide arbeidskundige rapporten is genoegzaam gemotiveerd waarom dat met name ook wat de in beperkte mate benodigde beheersing van de Nederlandse taal betreft het geval is.
4.6. De Raad tekent bij de aan de schatting ten grondslag gelegde functies nog het volgende aan.
De arbeidsdeskundige Straatman heeft in de primaire fase een drietal functies aan de schatting ten grondslag gelegd (met Sbc-codes 271070, 111190 en 111174) en een tweetal reservefuncties (met Sbc-codes 111172 en 111180) geselecteerd; al die functies zijn aan betrokkene voorgehouden. In zijn rapport noch in het rapport van de bezwaararbeidsdeskundige Wijngaards is aan de functie met Sbc-code 111174 nadere aandacht besteed. Waarom dat is verzuimd, is niet duidelijk geworden, maar indien moet worden aangenomen dat die functie niet passend is, dan tast dat de schatting niet aan, aangezien een van de beide wel passend te achten reservefuncties daarvoor in de plaats kan worden gesteld en de mate van arbeidsongeschiktheid 7,32% blijft.
5. Dit alles leidt de Raad tot de volgende conclusies.
De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd voorzover daarbij het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit is vernietigd, het Uwv is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen en het bestreden besluit voor het overige in stand is gelaten. Dit betekent dat de gegrondverklaring van het beroep en de beslissingen over proceskosten alsook griffierecht in stand blijven. Doende hetgeen de rechtbank voor het overige zou behoren te doen, zal de Raad vervolgens het bestreden besluit geheel vernietigen en bepalen dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven.
Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van betrokkene in hoger beroep is niet kunnen blijken.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak voorzover daarbij het arbeidskundige gedeelte van het bestreden is vernietigd, het Uwv is opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen en het bestreden besluit voor het overige in stand is gelaten;
Vernietigt het bestreden besluit geheel;
Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op
17 oktober 2008.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) W.R. de Vries.
TM